12 Afstap in gang Koninginnekamer: De donkere nacht van de ziel

Heb je ooit wel eens moeilijke periode in je leven gehad waar je je op jezelf voelde teruggeworpen en de wereld om je heen er vijandig uitzag? Of een moment waarop je de grond onder je voeten voelde wegzakken? Of dat je door anderen de grond in werd geboord? En ben je daar weer goed uitgekomen? Misschien herken je dan wat in dit verslag over hert deel van de inwijdingsweg dat te maken heeft met de donkere nacht van de ziel.
 
Een donkere periode in het leven
Soms kan iemand, om wat voor reden ook, door een donkere periode in zijn leven gaan. Dat kan een verschrikkelijke tijd zijn door afschuwelijke ervaringen met andere men­sen, geïsoleerd worden, crisis, slechte behandelingen, onterechte beschuldi­gingen, laster, enzovoort. De ziel wordt dan op de proef gesteld. Dat is het onderwerp van dit hoofdstuk: de donkere nacht van de ziel. In Wikipedia wordt dit beschreven als een spirituele ervaring van iemand die een fase in zijn leven doormaakt waarin hij zich door iedereen verlaten voelt, zonder hoop op een betere toekomst. Deze aan depressie verwante gevoelens ervaart de persoon als een crisis van geestelijke identiteit.
 
 
Figuur 12.1: Vallen van de avond, begin van de donkere nacht (bron: Pixhere)

Het verslag van de inwijdingstocht gaat nu verder vanaf het verlaten van de Koninginnekamer door de inwijdingskandidaat.
Keuze
Jezus gaat door de deur van de Koninginnekamer weer naar buiten. Stap voor stap gaat hij de gang weer in. Hij mediteert over het vervolg van zijn weg en het beeld van de hoofdpriester verschijnt en hij hoort: “De poort van realisatie van je levensmissie ben je doorgekomen en de kamer van denken en kracht ben je gepasseerd maar nog ben je er niet, nog is er geen voleinding van je inwijdingstocht. In de diepte van de mens liggen krachten die je hier nog niet bewust ontmoet hebt. Een missie kan edel zijn, maar o zo gemakkelijk onderuit gehaald worden omdat de mens zichzelf niet kent. De krachten diep in de mens kunnen overweldigend zijn en kunnen hem van zijn missie afbrengen. Ook is daar de last van de eeuwen, we komen niet  zonder geschiedenis op de wereld. Durf je de strijd aan met de krachten van het duister? Ze kun­nen je vermorzelen en plezier hebben om je te zien lijden en proberen dat lijden te verergeren. Durf je dat aan? Denk je deze last te kunnen dragen en niet te bezwijken onder het gewicht ervan? Alleen door deze last te dragen kan die oplossen. Anders kun je beter stoppen. Denk na over je keuze.” Jezus: “Ik ga verder, ik heb vertrouwen in mijn diepste intentie en het licht van mijn Hemelse Vader om mij te leiden”. Hoofdpriester: “Het zij zo!”
 
De duisternis in
Het lopen  wordt steeds moeilijker. Van rechts bij de afstap (nu eigenlijk een opstap, zie figuur 11.8 in hoofdstuk 11) in de gang wordt een drukkende kracht op hem voelbaar. Een kracht die heel sterk wordt, bijna verpletterend.
De eerste duisternis
Bij de afstap aangekomen gebeurt er iets vreemds. Het lijkt alsof de drukkende kracht zo sterk is dat die hem op een bepaalde manier verplettert en ineens staat hij in een vreemde schemerachtige omgeving.  Hij hoort stemmen die het over hem hebben: vol ne­gativiteit, laster en verdachtmakingen. Ze bespotten hem en het gaat maar door. Ze raken hem op een gevoelig punt: zijn relatie met het Goddelijke, het licht, dat waarvoor hij op aarde kwam: “Laat je licht dan eens zien als je dat hebt, ha, ha, ha!”
Hij schuifelt voetje voor voetje verder in deze nare drukkende sfeer en probeert uit alle macht bij zijn eigenheid en innerlijk gevoel te blijven en zijn gedachten op voortgaan gericht te houden. Als hij zijn God-connectie raadpleegt, voelt hij zijn innerlijke kracht en de stevigheid van zijn gedachten. Hij voelt dat hij moet volhouden en blijven uitstralen wie hij is. Langzaam verbleken de schimmige, duistere figuren en wordt het weer rustig en stil. De kracht van zijn gedachten heeft gewonnen. Hij gaat verder.
 
De tweede duisternis
Ineens zakt hij door de grond heen, valt omlaag en komt in een soort smurrie terecht waar hij tot zijn middel in komt te staan. ‘Ze willen me verdrinken’ gaat er door hem heen. Om hem heen zijn weer schimmige figuren. Ze schelden hem uit en proberen hem bespottelijk te maken. Ondertussen slaan ze hem met slierten als van touwen , op zijn lijf. Hij krimpt ineen en duikt weg . Iedere keer opnieuw komen er beschimpingen en proberen ze hem belache­lijk te maken. Ongemeen agressieve stemmen schreeuwen, sissen en bedreigen hem. Toch kan hij langzaam voortschuifelen in deze smurrie. Vieze klodders worden er naar hem gegooid en hij kan ze niet allemaal ontwijken. Hij richt zich weer extra op zijn eigenheid en innerlijk zelf, op degene die hij in wezen is en dat is  moeilijk onder deze omstandigheden. Dan voelt hij weer de kracht van zijn innerlijk licht dat door hem heen naar buiten, naar alle kanten straalt. De energie van zijn innerlijk licht stroomt door de slierten heen die hem raken heen naar die­genen toe die hem slaan. Het licht zal in hun lichaam en geest komen. Ze worden geconfronteerd met het licht. De figuren beginnen op te lossen. Voor hem opent zich een weg waardoor hij verder kan. Alles wordt rustig. Hij gaat die weg.
 
De derde duisternis
Dan heeft hij het gevoel onderuit gehaald te worden en valt. Met smurrie en al valt hij in de diepte. Zijn val wordt gebroken door een walgelijk stinkende brij waarin hij terechtkomt: de energie van wurgende verdachtmakingen. Donkere figuren lachen: “We zullen je doden, kapot maken.” Dikke, slangachtige touwen om hem heen proberen hem te verstikken. Hij probeert de touwen van zich af te houden. De vloeistof verstikt hem bijna, hij moet moeite doen niet onder te gaan. Door met zijn armen zwembewegingen te maken blijft hij overeind. “Je bent een smerig monster,” hoort hij, “en daar weten we wel raad mee!” “Iedereen heeft je verlaten. De hele wereld is tegen je.” Hij wordt bespuugd en de eerste klappen vallen. Jezus richt zich met al zijn kracht op zijn innerlijk. Dit is het enige wat er nog voor hem over is, er is niemand die hem bijstaat. Er wordt met gemene, scherpe voorwerpen gegooid, sommige zijn giftig.
Hij voelt onder de brij een harde bodem  Dan komt er diep uit die harde bodem   licht. En de diepte van zijn ziel wordt manifest. Alles en iedereen heeft hem verlaten, de hele wereld is tegen hem, maar het enige en meest essentiële is daar, zijn eigen diepste zielenkern, zijn Godsvonk die oplicht nu hij zichzelf trouw is gebleven.
 
Het lichtschijnsel van boven
Een eind boven zijn hoofd begint een licht te schijnen. Het licht van het Goddelijke zelf! Hij komt in een zuil van licht te staan. In het licht van het Goddelijke klimt hij moeiteloos uit de diepte omhoog, de lichtzuil leidt hem als het ware omhoog. Alle smurrie, verdacht­makingen enzovoorts, glijden van hem af.
“Ik moet verder” gaat het door hem heen, en ineens is hij weer in de gang bij de Koninginnekamer. Nog steeds in een wat vreemd licht. Net alsof het meer een droom is dan een realiteit. Hij realiseert zich door een afschuwelijke duisternis gegaan te zijn als test voor zijn ziel. Dat alles in het besef dat het gaat om de levensmissie die diep in hem besloten ligt en uiteindelijk de essentiële inspiratiebron is, ook als de wereld om hem heen zich tegen hem keert.
 
 
Figuur 12.2 Dageraad na een donkere nacht (bron: Pixnio)
 
Het is heerlijk rustig geworden om hem heen, alle agressie is opgelost. De dageraad (zie figuur 12.2) na de donkere nacht van de ziel is aangebroken. Langzaam komt hij tot rust en terug in de realiteit van de gang vlak voor de afstap. De ervaring van verplettering waar hij door heen  gegaan is, is weer opgelost. Hij rekt zich uit en beweegt zijn lichaam even goed om weer bij te komen.
 
Terugblik
Het zijn geen fysieke gangen of kamers in de piramide waar Jezus deze donkere nacht van de ziel heeft ervaren. Maar het is een metafysische ruimte waarin hij terechtkwam na de ervaring van ‘verplettering’ van zijn lichaam. Mogelijk dat hij door de aanwezige energie bij de afstap in de gang plotseling uit zijn fysieke lichaam ging en in een metafysische sfeer terechtkwam. Een sfeer die als levensecht overkwam en tot heel indringende belevenissen leidde.
Dit plotseling uit je lichaam gaan is voor mij een niet geheel onbekend gebeuren. Bij diverse aura-readingen van vorige levens zag ik dat door de gecombineerde kracht van magiërs het mogelijk was iemands energielichaam uit zijn fysiek lichaam te persen. Geen prettige ervaring voor de persoon in kwestie.
Sprekend over deze donkere nacht van de ziel hoorde ik van diverse mensen dat die ervaring hen bekend voorkwam, dat ze heftige crises in hun leven hadden meegemaakt waar ze heel veel moeite hebben moeten doen om overeind te blijven en er doorheen te komen. Hun zelfinzicht kon daardoor veranderen en hun beeld van anderen,  maar ook merkten ze anderen beter te begrijpen die zware of erge dingen in hun leven hadden meegemaakt.

► Verder naar hoofdstuk 13: Afstap Koninginnekamer: Confrontatie met de natuur

► Terug naar hoofdstuk 11: De Koninginnekamer: De denkende mens

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *